
Ik ben op bezoek bij Els, buurvrouw-weduwe-vijfentachtig-volgens mij niet de makkelijkste-maar bovenal eenzaam. Hoe het met mijn vader gaat, wil ze weten. Blij-ig vertel ik van het bed in de woonkamer en dat hij al niet meer elke dag thuishulp hoeft. Dat hij soms opstaat en naar het toilet gaat en dan denkt; verhip ik loop zonder rollator. Dat het best zijn gangetje gaat, zo thuis. ‘Dan wacht hij nu eigenlijk op de dood,’ constateert Els op de toon van een ervaringsdeskundige. En die is ze, want aan de kanker heeft ze haar man verloren. ‘Die van mij kon alleen maar huilen,’ zegt ze ook nog.
Ach, het is maar hoe je het ziet. Als je wordt geboren, wacht je de dood. Maar geen arts, die tegen ouders van een pasgeboren baby zegt; Ik geef dit kind zevenentachtig, twaalf of veertig jaar (verdrietige uitzonderingen daargelaten). ‘Gefeliciteerd met jullie zoon,’ wordt geroepen. ‘Hoera het is een meisje,’ staat er op de kaartjes geschreven. Daarna begint het leven. Waarbij de waarheid het cliche is: Mijn vader gaat dood, maar ook ik kan morgen gaan. Ik hoef mijn mijn tanden maar in een visje met een kwaadwillend graatje te zetten.
Cok ligt niet te wachten op de dood en hele dagen huilen doet hij evenmin. Als de zon schijnt, zit hij buiten. Als ik er ben, lacht hij om mijn flauwe grapjes. Als mijn moeder opstaat, heeft hij altijd een klusje voor haar. Hij slikt zevenendertig pillen per dag om zijn suiker op peil te houden. Om die pillen het nodige werk te verschaffen, snoept hij van de taart tot die op is. Hij is intens blij dat Feijenoord kampioen geworden is en stuurt me onleesbare whapjes (want hij spreekt ze in). Hij gaat naar fysiotherapie en is daarna drie dagen van slag. Er komt veel bezoek en dan ‘lult’ ie wat af. Zo muts hij zichzelf de dag door. En dat is precies zoals hij deed, voordat hij wist dat hij ziek was.
Er is zelfs iets bij. Mijn vader is een leven lang bang, dat hij doodgaat. De deur van zijn hemel staat nu op een kiertje. Daar is hij verdrietig over, maar voor het onvermijdelijke lijkt hij niet bang. Dat is is fijn en dat is nieuw, alsof er een stukje persoonlijkheid opnieuw is geboren. ‘Hoera pap!’ Je helpt mij, om niet bang te leven.
Tot de volgende x Yf